Door unieke geschiedenis verbonden met Indië 

Door Gertjan van der Harst

Rond 1900 werden in de zich snel uitbreidende steden straten vernoemd naar eilanden in de Indonesische archipel. Het was overigens niet Delft maar de buurgemeente Vrijenban die de aanzet gaf tot dergelijke naamgeving. De huidige Indische buurt bevindt zich op grondgebied dat tot 1921 tot Vrijenban behoorde. In 1918 werden er bij de Brasserskade de eerste nieuwe straten aangelegd. De gemeenteraad van Vrijenban gaf die de namen Javastraat en Borneostraat, en vanaf 1921 volgde Delft de reeds ingeslagen weg.

Een hap-snap begin

Twee ingrepen hebben de begrenzing en de structuur van de huidige wijk sterk beïnvloed. De schuine begrenzing aan de stadskant volgt uit het graven van het Rijn-Schiekanaal in 1892-1893. De tweede grote ingreep, zo’n dertig jaar daarna, was de aanleg van de brede Vrijenbanselaan met de Reineveldbrug, als verbeterde noordelijke toegang van de stad. Niettemin is de oorspronkelijke landschappelijke onderlegger nog goed zichtbaar. Het gebied had een polderverkaveling evenwijdig aan de Brasserskade. Die is in oorsprong de oude middeleeuwse weg naar Nootdorp die aftakte van de Haagweg. De naam is betrekkelijk recent, want op de kaart van Kruikius uit 1712 staat ze als ‘Stadts kade’ aangegeven. Op een enkele boerderij na was het gebied waar zich nu de Indische buurt bevindt tot 1900 nog vrijwel onbebouwd. Alleen aan de Haagweg, langs de Vliet, stond bebouwing. Ten zuiden van de Brasserskade was daar al sinds de achttiende eeuw een glasblazerij gevestigd, ter plaatse van het huidige transportbedrijf van Van der Lee, en ten noorden was Machinefabriek Reineveld gevestigd op het terrein van een oude buitenplaats met die naam. Eerst kort na 1900 verrezen er iets oostelijker aan de Brasserskade rijtjes eenvoudige boven- en benedenwoningen, particuliere woningbouw van een speculatief karakter. Tijdens de Eerste Wereldoorlog was voor het eerst sprake van meer planmatige bebouwing. In Delft was er groot gebrek aan goede en betaalbare arbeiderswoningen. Enkele pas opgerichte woningbouwverenigingen probeerden wel in deze behoefte te voorzien, maar de nood bleef hoog. Daarom besloot de gemeente Delft zelf op het gebied van de volkshuisvesting actief te worden. Bij het zoeken naar geschikte bouwterreinen viel het oog ook op de buurgemeente Vrijenban en in 1918 werd daar, aan de Javastraat, het eerste complex arbeiderswoningen gerealiseerd. Dit werd in de twintiger jaren gevolgd door diverse volkswoningbouwprojecten aan weerszijden van de Brasserskade. Het stratenplan was, ook vanwege kostenbeperking, eenvoudig en volgde simpelweg de bestaande polderverkaveling. Al met al ontstond er een woonwijk van substantiële omvang.

Onuitgevoerde plannen

Deze bebouwing werd nog gerealiseerd zonder een onderliggend uitbreidingsplan. De Woningwet van 1901 verplichtte alleen grotere gemeenten met meer dan tienduizend inwoners tot een dergelijke planmatige ruimtelijke ordening. Het dunbevolkte Vrijenban kon zonder zulke plannen toe. Maar Delft moest er wel aan geloven. In 1908 maakte de Delftse gemeentearchitect M.A.C. Hartman een groot uitbreidingsplan. Het was onvermijdelijk dat de nieuwe wijken grotendeels waren geprojecteerd op grondgebied van de omliggende gemeenten Hof van Delft en Vrijenban. Op de plek van de Indische buurt had Hartman overwegend lange, evenwijdig aan de Brasserskade lopende straten getekend. Het zal niet verbazen dat de toenmalige gemeentegrenzen een grote belemmering vormden voor de realisering. Van dit plan werd dan ook vrijwel niets uitgevoerd. Dat gold ook voor het zeer ambitieuze uitbreidingsplan uit 1921 van de zogenaamde Commissie-Evers, opgesteld omdat in dat jaar delen van de toen opgeheven gemeenten Hof van Delft en Vrijenban bij Delft werden gevoegd. Op de plankaart is de toen net gerealiseerde woningbouw aan de Java- en Billitonstraat al aangegeven. Voor het welslagen van dit plan vormden gemeentegrenzen geen belemmering meer. Maar het werd vooral genekt door het veel te ambitieuze karakter. Zo was de hele stadsuitleg aan de oostkant afgestemd op een verlegd Rijn-Schiekanaal, als vervanging van de nog geen dertig jaar daarvoor verbrede vaarweg!

Een middenstandswijk

Meer gevolg voor de Indische buurt kreeg daarentegen het Uitbreidingsplan van de directeur Openbare werken J. De Booij uit 1931. Typerend voor de stedenbouw van de jaren 20 en 30 zijn de diverse diagonaal verlopende straten in dit plan, met als belangrijkste de Insulindeweg. Deze weg en het driehoekige woonbuurtje westelijk ervan zijn geheel volgens De Booij’s ontwerp uitgevoerd. Aan de andere zijde van de Insulindeweg is het plan daarentegen fragmentarisch uitgevoerd, wat blijkt uit de merkwaardig schuin lopende korte Archipellaan. Die is namelijk het begin van een niet voltooide diagonaalstraat naar de bocht van Oostsingel. Een handicap voor de ontwikkeling van de buurt was tot dan toe de relatief slechte bereikbaarheid. Hoewel die op een steenworp afstand van de binnenstad lag, vergde het nogal een omweg om er te komen. Dat was een omslachtige tocht van het Kalverbos via het noordelijke deel van de Nieuwe Plantage, en dan de draaibrug over naar de oude Haagweg. Het alternatief was via de Koepoortbrug en dan langs de Oostsingel; er was namelijk toen nog geen brug tussen Geerweg en Tweemolentjeskade. Voor beide routes gold dat de lage bruggen door het drukke scheepvaartverkeer vrij vaak geopend waren. Door de ingebruikname van de Vrijenbanselaan en de hoge Reineveldbrug in 1931 werd het gebied direct met stad verbonden. Daardoor was het op slag aantrekkelijk geworden voor een meer luxe woningbouw, voornamelijk bestemd voor de middenstand. Midden dertiger jaren heerste een grote bouwactiviteit, nota bene op het hoogtepunt van de economische crisis! In 1934 werden bijvoorbeeld twee bouwaanvragen ingediend voor aanzienlijke complexen middenstandsbouw rond de Ternatestraat. Aan deze straat kwamen aan de noordzijde boven- en benedenwoningen, aan de zuidkant en de aansluitende zijstraten rijen eengezinshuizen. De driehoek tussen de brugoprit, de Insulindeweg en de Oostsingel leende zich bij uitstek voor luxe woningbouw, vanwege het fraaie zicht over het kanaal op het groen en de kerktorens van de oude stad. Eind jaren dertig verrezen hier grote middenstandswoningen met ruime tuinen, deels geschakeld in korte blokjes met daartussen garages. Dat laatste was bijzonder in een tijd dat autobezit meer uitzondering dan regel was.

De Billitonstraat dateert van 1921. Een voorstel tot naamswijziging in Malakkastraat heeft het in 1932 niet gehaald.

Insulinde was ook de naam van de sociëteit van de studenten aan de Delftse opleiding voor Indische ambtenaren. De sociëteit werd geopend in 1872 in een bovenzaal van het Zuid Hollandsch Koffiehuis aan de Voldersgracht. Toen de ‘Indische instelling’ in 1901 werd gesloten verdween ook de sociëteit.

Het complete hoofdstuk verschijnt in het boek Onze Indische buurten. Volg deze website of onze Facebookpagina Indische buurten wanneer het boek uitkomt.

Historische afbeeldingen (Stadsarchief Delft)

View the embedded image gallery online at:
https://indischebuurten.nl/buurten/delft#sigProId8acaff5011

Indische buurt: Oost- en West-Indische straatnamen

View the embedded image gallery online at:
https://indischebuurten.nl/buurten/delft#sigProId86d7d92a8e